-
1 hij kan maar geen keus maken
hij kan maar geen keus maken -
2 hij kan maar geen keus doen/maken
hij kan maar geen keus doen/makenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kan maar geen keus doen/maken
-
3 keus
♦voorbeelden:uit vrije keus • of one's own free willaan u de keus • the choice is yoursvrij zijn in de keus van zijn huisarts • be free to choose one's doctoreen keus hebben tussen • have a choice from/betweeneen keus maken uit • choose/select fromiemand voor de keus stellen • give someone the choicede agent had geen (andere) keus • the policeman had no (other) choice/alternative3 heeft u uw keus al bepaald? • have you made your choice?zijn keus laten vallen op • decide upon, chooseer is volop keus • there's a lot to choose fromde vrouw van zijn keus • the woman of his choicehij kan maar geen keus doen/maken • he can't make up his mind4 een grote keus • a large choice/assortment, a wide rangeeen uitgebreide keus bieden • offer a wide selection -
4 keus
♦voorbeelden:iemand de keus laten • laisser le choix à qn.zijn keus vestigen op • porter son choix surde keus viel op haar • le choix se porta sur elleer is volop keus • il y en a pour tous les goûtsaan u de keus • à vous de choisirnaar keus • au choixvoor een keus staan • avoir un choix à fairehij had geen (andere) keus • il n'avait pas le choixhij kan maar geen keus maken • il n'arrive pas à se décidertweede keus • articles de second choix -
5 hij had geen (andere) keus
hij had geen (andere) keus -
6 de agent had geen (andere) keus
de agent had geen (andere) keusthe policeman had no (other) choice/alternativeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de agent had geen (andere) keus
-
7 choice
adj. uitgelezen, prima--------n. keuzechoice1[ tsjojs]2 keuzemogelijkheid ⇒ keur, optie3 het/de gekozene ⇒ keus, keuze, voorkeur♦voorbeelden:by/for choice • bij voorkeur1 keuze(mogelijkheid) ⇒ keus, alternatief♦voorbeelden:he had little choice in the matter • er bleef hem weinig keusJohn has no choice but to come • John moet wel komenfrom choice • graag, gewillig————————choice2〈bijvoeglijk naamwoord; choicer; choiceness〉1 uitgelezen ⇒ kwaliteits-, prima♦voorbeelden: -
8 kiezen
2 [stemmen] vote♦voorbeelden:je kunt/moet kiezen (uit/of … of …) • you will have to choose/decide (between/whether … or …)er valt weinig (aan) te kiezen • there's little to choose (between them)een baan die ze niet zelf gekozen had • a job not of her own choosingik had goed gekozen • I had made the right choice/decisionzorgvuldig kiezen • pick and choosekiezen tussen • choose betweenje kunt uit drie kandidaten kiezen • you can choose from three candidateszij kozen voor de vrijheid • they chose freedomje hebt het voor het kiezen • the choice is yoursvoor een vrouwelijke kandidaat kiezen • vote for a woman candidateII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 [verkiezen] choose, elect♦voorbeelden:partij kiezen • take sidesgeen partij kiezen • not take sidespartij kiezen voor/tegen • side with/againsteen richting kiezen • take a coursezijn woorden goed kiezen • choose/weigh one's words with careslecht/ongelukkig gekozen ogenblik • inopportune momentiemand tot vriend kiezen • choose someone for a friendiemand in het bestuur kiezen • elect someone to the boardgekozen leden • elected membersde nieuw gekozen president • the president-electiemand tot president/afgevaardigde kiezen • elect someone president/as a representative -
9 ik kon niet kiezen
ik kon niet kiezenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik kon niet kiezen
-
10 Hobson's choice
[ hobsnz tsjojs] -
11 I've got Hobson's choice
-
12 had no choice
had geen keus -
13 left him no choice
gaf hem geen keus,dwong hem -
14 carte
carte [kaart]〈v.〉1 kaart♦voorbeelden:carte de chemin de fer • spoorkaartjecarte de crédit • creditcardcarte d'entrée • toegangsbewijscarte d'étudiant • collegekaartcarte de famille nombreuse • reductiekaart voor grote gezinnencarte d'identité • persoonsbewijs, identiteitskaartcarte jeunes • CJP, cultureel jongerenpaspoortcarte de membre • lidmaatschapskaartcarte à mémoire • chipkaartcarte de paiement • betaalkaartcarte de presse • perskaartcarte à puce(s) • chipkaart, chipknipcarte de séjour • verblijfsvergunningcarte de travail • werkvergunningcarte (de visite) • visitekaartjecarte de voeux • wenskaartcarte bancaire • bankpasje, pinpascarte bleue •〈creditcard; buiten Frankrijk betaalbaar door Visa〉carte magnétique • magneetpascarte multiple • strippenkaartcarte orange • maandkaart voor de metrocarte privative • chipkaart, slimme betaalkaart, smartcardcarte vermeil • 65+-pas, bejaardenpasdonner carte blanche à qn. • iemand de vrije hand gevenéchanger sa carte avec qn. • iemand tot een duel uitdagenlaisser sa carte • zijn (visite)kaartje afgevenfemme, fille en carte • geregistreerde prostitueefausse carte • slechte kaartc'est la carte forcée • er is geen keuscarte maîtresse • troefkaartavoir toutes les cartes dans son jeu • alle troeven in de hand hebbenbattre, mêler les cartes • de kaarten schuddenbrouiller les cartes • de boel in de war sturen, een rookgordijn aanleggencouper les cartes • couperenjouer aux cartes • kaartenjouer sa dernière carte • zijn laatste troef uitspelenjouer cartes sur table • (met) open kaart spelenjouer la carte de qc. • alles op iets zettenavoir plus d'une carte dans son jeu • meer dan één pijl op zijn boog hebbencarte muette • blinde kaartcarte routière, touristique • wegenkaartdresser la carte d'une région • een streek in kaart brengencarte au 1/100.000 • kaart op schaal 1:100.0004 à la carte • naar keuze, à la carte————————carte (de visite)f1) kaart2) speelkaart3) landkaart4) spijskaart -
15 c'est la carte forcée
c'est la carte forcée -
16 option
n. keuze; mogelijkheid; optie; verkiezing[ opsjn]2 keus/keuze ⇒ alternatief, keuzemogelijkheid♦voorbeelden:1 buyer of an option • optant, premiegeverdealer in options • premiemakelaarterm of an option • optietermijn, premieperiodenaked option • ongedekte optiehave an option on • in optie hebben, de voorkeur hebben van2 keep/leave one's options open • (nog) geen definitieve keuze doen; 〈 ongeveer〉 zich op de vlakte houdenhave no option but to go • geen andere keus hebben dan te gaan -
17 have no option but to go
-
18 pick
n. pikhouweel--------v. uitzoeken; plukken; ophangen; uittrekkenpick1[ pik]1 keus♦voorbeelden:————————pick21 (zorgvuldig) kiezen ⇒ selecteren, uitzoeken4 met kleine hapjes eten ⇒ peuzelen/knabbelen (aan)♦voorbeelden:pick the winner • op het winnende paard weddenpick one's words • zijn woorden wikken en wegenpick and choose • kieskeurig zijnpick at • plukken/peuteren aan; vitten/hakken oppick on • vitten/afgeven op→ pick up pick up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 the play was picked apart by the critics • de critici lieten geen spaan heel van het stuk -
19 choix
choix [sĵwaa]〈m.〉♦voorbeelden:choix de textes • bloemlezingavoir le choix • kunnen, mogen kiezenne pas avoir le choix • geen keuze hebbenà ton, son, votre choix • naar keuze, naar believena choix multiple • meerkeuze-, multiplechoice-de choix • voortreffelijk, eersteklas-, uitgelezende second choix • tweede keus, tweederangs-→ embarrasm -
20 fixer
fixer [fieksee]1 bevestigen ⇒ vastmaken, -hechten, -zetten2 vastleggen ⇒ fixeren, stabiliseren3 vestigen6 staren naar ⇒ strak aankijken, aanstaren, fixeren♦voorbeelden:1 zich vastzetten, -hechten3 trouwen♦voorbeelden:v1) bevestigen, vastmaken2) vastleggen, stabiliseren3) vestigen4) vaststellen, bepalen5) informeren6) aanstaren
- 1
- 2